De introductie van de Alfa 156 luidde destijds een ommekeer in voor het zieltogende merk. In de succesjaren die volgden bleek de Sportwagon-variant het toefje op de taart. De veel ‘zakelijkere’ 159 neemt het stokje over.
De 159 Sportwagon mag dan niet zo afgetraind ogen als zijn voorganger, de Italianen zijn er absoluut weer in geslaagd een oogstrelend fraai ontwerp met een flinke portie karakter neer te zetten. Zoals altijd levert de combinatie van een strak lijnenspel en de nodige veelzijdigheid echter compromissen op. Zo is het zicht in de Sportwagon beperkt; naar achteren zelfs beroerd. Achterpassagiers moeten bij het instappen opletten voor de lage daklijn en de niet overmatig grote deuren. De beenruimte is voldoende, zolang er voorin geen al te grote mensen zitten, maar je kruin aait wel tegen het dak. En kennelijk is er tussen dak en rugleuning niet voldoende afstand overgebleven om de hoofdsteunen goed aan te pakken. Bij ons zitten ze in elk geval bijna in de nek en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Voorin biedt de Sportwagon een wat je noemt ‘actieve zithouding’: wat meer onderuit dan je verwacht.
Sportief
Naast de zeer herkenbare grille, de opzij verplaatste kentekenplaat, de nadrukkelijke V over de motorkap, het coupé-achtige dak en de van voor naar achter doorgetrokken lijnen over zijn flanken valt het terugkerende thema ‘drie’ op: drie priemende koplampen, drie ronde reflectoren in de achterlichten en drie ventilatieroosters en evenzovele metertjes in de middenconsole.
Exterieur- en interieurdesign zijn op fraaie wijze met elkaar verweven. Al mag het aluminium oppervlak wat ons betreft geraffineerder worden afgewerkt en zijn ook de nogal krap geplaatste hendels met een verwarrende verzameling knopjes voor verbetering vatbaar.
Met zijn multilink-achterwielophanging en dubbele driehoekige draagarmen voor is de Sportwagon bij uitstek voorbereid op een sportief stukje sturen. Alfa legt het accent tussen dynamiek en comfort. De besturing voelt goed aan en de 159 laat zich vooral in langere bochten heel makkelijk mennen. Het koetswerk helt wat meer over dan je verwacht, maar hij ‘ligt’ behoorlijk solide en laat zich met het gaspedaal gemakkelijk corrigeren wanneer de neus te enthousiast zijn eigen koers wil volgen.
Eigenwijs
Onder de motorkap ronkt een 2,2-liter JTS-motor met een kloeke 185 pk. Akoestisch geslaagd in elk geval, want bij acceleratie klinkt hij als een Alfa (lees: lekker) en rustig toerend houdt hij zich prachtig koest. Samen met de solide schakelende zesbak zorgt de direct-ingespoten vierpitter voor vlotte prestaties. Wel merk je goed dat je met een auto van anderhalve ton gewicht op pad bent. Van kort draaien en fel sprinten houdt hij niet zo. Ook haalden we de beloofde acceleratie van nul naar honderd in negen tellen lang niet. Aan de pluskant: door zijn relaxte karakter rijd je algauw vrij zuinig. Geholpen door de JTS-techniek haalden we zelfs 12 kilometer op een liter benzine en dat geeft hem met zijn 70-litertank een forse actie-radius. En over liters gesproken: de hoekige laadruimte heeft een inhoud van 445 liter. Er is dus plek zat, niet in de laatste plaats door het opvallend hoog geplaatste roldek. Maar eigenwijs blijft hij, getuige bijvoorbeeld zijn forse tildrempel. Zaken als de in ongelijke delen neerklapbare achterbank, de bergvakjes in de zijkanten en het skiluik zijn daarentegen weer handige details.
Bron: autoweek.nl